(Tekst geldend op: 02-02-2007)


Besluit van 26 oktober 1983, tot vaststelling van een reglement houdende bepalingen ter voorkoming van aanvaring of aandrijving op de openbare wateren in het Rijk, die voor de scheepvaart openstaan

Bijlage 8

Markering van het vaarwater

1.

Algemeen

1.1

Principes van het systeem

1.2

De begrippen rechts en links

1.3

Markeringsvoorwerpen

2.

Laterale markering

2.1

Hoofdmarkering

2.2

Aanvullende markering

3.

Markering gevaarlijke punten en obstakels

3.1

Buiten het vaarwater

3.2

In of nabij het vaarwater

4.

Bijzondere markering

5.

Markering loop van de vaargeul

5.1

Ligging van de vaargeul

5.2

Overgangen

5.3

Lichtenlijnen

5.4

Sectorlichten

6.

Markering op brede vaarwaters en meren

6.1

Cardinale markering

6.2

Markering van een afzonderlijk gevaar

6.3

Markering van veilig vaarwater

7.

Markering ingang van havens en aftakkingen

7.1

Indien voorzien van lichten

7.2

indien niet voorzien van lichten


1. ALGEMEEN

1.1. Principes van het systeem

De hierna weergegeven markering van het vaarwater is gebaseerd op het uniforme Europese systeem (SIGNI), waarin een aantal elementen van het Maritieme Betonningsstelsel A (IALA) is overgenomen. Deze beide stelsels sluiten derhalve op elkaar aan, evenwel met uitzondering van de scheidingsmarkeringen (2.1.3). Hiervoor is in het BPR-gebied het van ouds bekende principe van de - ook in SIGNI gehandhaafde - bolvorm aangehouden.

1.2. De begrippen rechts en links

In verband met de nagestreefde uniformiteit van alle Europese binnenvaartreglementen is de plaats van de markeringen vermeld ten opzichte van de rechter, respectievelijk de linker oever of zijde van de vaarweg of het vaarwater. Hieronder wordt verstaan de oever of zijde gelegen rechts, respectievelijk links van een waarnemer die kijkt in de hierna aangegeven richting:

a. op rivieren, zowel vrijstromende als gekanaliseerde: in stroomafwaartse richting, in getijgebied in de richting van de ebstroom;

b. op kanalen: in het algemeen eveneens "van boven naar beneden" gerekend, d.w.z. in de richting van een lager gelegen pand;

c. op zijvaarten en -geulen: in de richting van de hoofdvaarweg, respectievelijk de hoofdgeul;

d. op meren, afgesloten zeearmen e.d., evenals in de geulen daarin voor zover die geen onderdeel zijn van een doorgaande route: in de richting van de uitgang naar zee of open water;

e. op de randmeren van Flevoland: gerekend vanaf Amsterdam;

f. in de zeegaten en de aansluitende hoofdgeulen: in de richting van de Noordzee.

In gevallen die niet zonder meer duidelijk zijn wordt door de vaarwegbeheerder vastgesteld wat onder rechts en links wordt verstaan.

Opmerking

Hoewel de hiervoor vermelde richtingen tegengesteld zijn aan het in maritieme publicaties gehanteerde begrip "betonningsrichting" met de daaraan gekoppelde bakboords- en stuurboordszijde van een schip, maakt dit geen verschil uit in de positie van de stompe en de spitse markeringen.

1.3. Markeringsvoorwerpen

De betekenis van de markering is afhankelijk van één of meer van de volgende kenmerken:

des daags: vorm, topteken en kleur,

des nachts: kleur en karakter van het licht.

De toegepaste betonningsvoorwerpen (licht)boei, ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken en steekbaken geven tevens een indicatie over de belangrijkheid van een vaarwater, m.a.w. de betonningsvoorwerpen zijn groter naarmate het vaarwater belangrijker is.

1.3.1. Vorm en topteken

De hoofdvormen van de laterale markeringen en van de daarbij behorende toptekens zijn stomp (rechter zijde), spits (linker zijde) en bolvormig (splitsingen); alleen de bijzondere markering kan een bijzonder topteken hebben.

Lateraal gebruikte sparboeien zijn in Nederland eveneens stomp en spits van vorm.

Indien een betonningsvoorwerp niet de vereiste stompe, spitse of bolvorm heeft dan wordt die vorm aangegeven door het bijbehorende topteken (cilinder, kegel, bol).

Drijf- en kopbakens zijn altijd van een topteken voorzien, tonnen en sparboeien alleen wanneer zulks ter onderscheiding nodig wordt geacht (b.v. in een bocht, ter onderbreking van een rij éénvormige tonnen, aan het begin of het einde van een vaarwater).

Bij steekbakens wordt de stompe vorm gesuggereerd door de losse takken, de spitse door de bijeen gebonden takken. Een splitsing wordt hierbij meestal aangegeven door twee of drie steekbakens bij elkaar. Cardinale markeringen en de markering afzonderlijk gevaar hebben geen specifieke vorm, het voornaamste kenmerk hiervan is het topteken.

1.3.2. Kleur

Voor de laterale betonning en de oevermarkering zijn de hoofdkleuren rood aan de rechter zijde, groen aan de linker zijde en een combinatie van beide bij splitsingen.

Geel-zwart is kenmerkend voor de cardinale markering, geel voor de bijzondere markering.

De markeringen afzonderlijk gevaar en veilig vaarwater zijn duidelijk afwijkend.

Markeringsvoorwerpen kunnen zijn voorzien van retroreflecterend materiaal, waarvan de kleur overeenkomt met die van de betreffende markering.

De kleuren worden internationaal aangeduid met de Engelse afkortingen R (red), G (green), W (white), Y (yellow) en B (black).

1.3.3. Lichten

De betekenis der lichten blijkt uit de kleur en het karakter. Bij de laterale en de oevermarkering komt de kleur overeen met die van het markeringsvoorwerp: rood aan de rechter zijde en groen aan de linker zijde; het karakter is "rustig".

Een splitsing van hoofd- en nevenvaarwater toont eveneens rood of groen licht (voor het hoofdvaarwater), van vaarwaters van gelijk belang wit; het karakter is in beide gevallen snel.

Bij de bijzondere markering is het licht evenals de betonning geel, het karakter is altijd schitter of groepschitter.

De cardinale markering is duidelijk herkenbaar aan de witte (groep) flikkerlichten.

De markering afzonderlijk gevaar toont altijd een wit groepschitterlicht (2 schitteringen).

Het licht van de veilig vaarwater markering is eveneens steeds wit, met een duidelijk langzaam karakter.

Lichtkarakters

Lichten worden in grote lijnen onderscheiden in vaste lichten en periodelichten.

Een vast licht toont een ononderbroken schijnsel van gelijkmatige sterkte. Vaste lichten worden, behalve als navigatieverlichting, in beginsel gebruikt als verkeerstekens (zie bijlage 7).

Bij een periodelicht wordt het schijnsel regelmatig afgewisseld met één of meer verduisteringen. Periodelichten dienen in principe voor de markering van het vaarwater.

Onder de periode van een licht wordt verstaan de tijdsduur waarin éénmaal alle fasen van het licht worden doorlopen, derhalve de totale duur van schijnsel(s) en verduistering(en). De periode wordt aangegeven in seconden en afgekort als s.

Het karakter geeft een nadere specificatie van een licht; het wordt volgens internationale afspraken aangeduid met de Engelse afkorting.

De karakters zijn gebaseerd op de volgende hoofdindeling;

karakter/omschrijving

int. benaming

int. afk.

snelflikkerlicht: ononderbroken flikkeringen, 100 á 120 per minuut

very quick flash

VQ

flikkerlicht: als boven, 50 á 60 per minuut

quick flash

Q

groep(snel)flikkerlicht: een groep van 3, 6 of 9 (snelle) flikkeringen

group (very) quick flash

VQ (3)

Q (6)

enz.

schitterlicht: schijnsel is korter dan verduistering

flash

Fl

lang schitterlicht: als boven, met schittering van ten minste 2 sec.

long flash

LFl

groep schitterlicht: een groep van 2, 3, 4 of 5 schitteringen

group flash

Fl(2)

Fl(4)

enz.

isofaselicht: schijnsel is even lang als verduistering

isophase

Iso

onderbroken licht: schijnsel is langer dan verduistering

occulting

Oc

vast licht: ononderbroken schijnsel

fixed

F


In Nederland worden voornamelijk de volgende karakters toegepast, waarbij in het algemeen geldt: hoe sneller het karakter, hoe gevaarlijker het te markeren punt.

Illustratie-68739

1.3.4. Kentekens

Indien een markering is voorzien van een nummering dan loopt deze "van beneden naar boven", dus tegengesteld aan de onder 1.2 genoemde richtingen, op.

1.3.5. Winterbetonning

Gedurende de wintermaanden worden de bij ijsvorming kwetsbare lichtboeien en tonnen vervangen door gelijkgekleurde kleine tonnen, sparboeien of drijfbakens.

2. LATERALE MARKERING

Deze markering geeft de zijdelingse begrenzing van het vaarwater aan, dan wel de koppen van kribben, uitstekende punten van de oever, enz.

2.1 Hoofdmarkering

2.1.1 Rechterzijde

vorm:

stompe boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken, walbaken (driehoekig teken met de punt naar beneden gericht) of los steekbaken

Illustratie-65665

kleur:

rood

topteken:1 [13]

rode cilinder

licht:1 [14]

rood isofaselicht of lang schitterlicht :

kenteken:2 [15]

de beginletter(s) van de naam van het vaarwater en een even nummering; voor oevermarkering een opeenvolgende nummering, onafhankelijk van de kleur

b.v. HD 4, HD 6 of 1, 2, 4, etc.


2.1.2 Linkerzijde

vorm:

spitse boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken, walbaken (driehoekig teken met de punt naar boven gericht) of bijeengebonden steekbaken

Illustratie-65666

kleur:

groen

topteken:1 [16]

groene kegel met de top naar boven gericht

licht:1 [17]

groen isofaselicht of lang schitterlicht

kenteken:2 [18]

kenteken de beginletter(s) van de naam van het vaarwater en een oneven nummering; voor oevermarkering een opeenvolgende nummering, onafhankelijk van de kleur

b.v. V 3, V 5 of 3, 5, 6, etc.


2.1.3 Splitsingen en kruisingen 3 [19]

Deze markering is aangebracht op de scheiding of samenkomst van vaarwaters. De drijvende markering is altijd voorzien van een topteken ter onderscheiding van de markering veilig vaarwater (6.3).

a. Vaarwaters van gelijk belang

vorm:

bolvormige boei of ton, sparboei, drijfbaken, of kopbaken

Illustratie-111871
   

kleur:

rood-groen horizontaal gestreept

 

topteken:

rood-groene bol

 

licht1 [20]:

wit snel isofaselicht (2 s)

 

kenteken2 [21]:

de beginletter(s) van elk vaarwater in alfabetische volgorde met het volgnummer in de markeringsrij.

 

b. Hoofdvaarwater links

3 [22]

vorm:

bolvormige boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken of walbaken

Illustratie-65668

kleur:

rood boven en groen onder

topteken:

rode cilinder, op sparboei, drijf- en kopbaken tevens rode bol

licht:1 [23]

rood flikkerlicht

kenteken:2 [24]

de beginletters met een nummer van beide: vaarwaters, hoofdvaarwater eerst genoemd.

b.v. HV KG

12 9


c. Hoofdvaarwater rechts

3 [25]

vorm:

bolvormige boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken of walbaken

Illustratie-65669

kleur:

groen boven en rood onder

topteken:

groene kegel met de top naar boven gericht, op sparboei, drijf- en kopbaken tevens groene bol

licht:1 [26]

groen flikkerlicht

kenteken:2 [27]

de beginletters met een nummer van beide vaarwaters, hoofdvaarwater eerst genoemd.

b.v. VG- HV

1 14


d. Splitsingspunt

vorm:

walbaken (driehoekig rood teken met de punt naar beneden gericht boven een driehoekig groen teken met de punt naar boven gericht)

Illustratie-111872
   

licht1 [28]:

wit snel isofaselicht (2s)

 

kenteken1:

nummering aansluitend aan laterale walbakens; voor oevermarkering een nummering aansluitend aan die van de rechter- of de linkerzijde.

 

2.2 Aanvullende markering

Op brede vaarwaters kan naast de hoofdbetonning gebruik worden gemaakt van de hierna genoemde aanvullende markering. Deze geeft dan de begrenzing aan van eveneens bruikbaar vaarwater buiten de hoofdbetonning.

2.2.1 Rechterzijde

vorm:

stomp, in principe een ander betonningsvoorwerp dan gebruikt voor de hoofdbetonning

Illustratie-124936

kleur:

rood-wit horizontaal gestreept

topteken:1 [29]

rode cilinder.


2.2.2 Linkerzijde

vorm:

vorm: spits, in principe een ander betonningsvoorwerp dan gebruikt voor de hoofdbetonning

Illustratie-65672

kleur:

groen-wit horizontaal gestreept

topteken:1 [30]

groene kegel met de top naar boven gericht.


2.2.3 Splitsingen en kruisingen

Zie hiervoor onderdeel 2.1.3.

3. MARKERING GEVAARLIJKE PUNTEN EN OBSTAKELS

In of nabij het vaarwater kan ter markering van gevaarlijke punten en obstakels de laterale markering als bedoeld in onderdeel 2. worden toegepast.

Als markering op of nabij een obstakel kunnen door een schip de lichten c.q. dagmerken als bedoeld in de artikel 3.25 worden toegepast.

Op brede vaarwaters en meren kan ter markering van een gevaar de in de onderdelen 6.1 en 6.2 genoemde markering worden toegepast.

4. BIJZONDERE MARKERING

Deze markering is niet in de eerste plaats bestemd voor de navigatie, maar duidt een bepaald gebied of voorwerp aan, dat doorgaans is omschreven in nautische of andere daarvoor bestemde publicaties. Deze betonning wordt bijvoorbeeld toegepast ter markering van verboden gebieden, bagger-, stort- en ankerplaatsen, oefen- en visserij gebieden, voor het afbakenen van speciale gebieden zoals voor snelle motorboten, waterskiërs, zeilplanken, wedstrijden, e.d. en voor het aangeven van posities met een speciaal doel zoals kabels, instrumenten, etc.

Opmerking

De bijzondere betonning moet door de doorgaande scheepvaart, d.w.z. schepen die niet een aldus gemarkeerd gebied als bestemming hebben, aan dezelfde zijde worden gehouden als de "gewone" betonning.

vorm:

stompe, spitse of bolvormige boei, ton, sparboei, drijf- of kopbaken.

Illustratie-65673

kleur:

geel

topteken:* [31]

geel liggend kruis of, alleen in geval van een verboden gebied het verbodsteken A.1 (bijlage 5) in de vorm van een cilinder

Illustratie-65674

licht:* [32]

geel schitterlicht of groepschitterlicht, uitgezonderd het groepschitterlicht bestaande uit 2 schitteringen

Illustratie-65675

kenteken:* [33]

de aanduiding - of een afkorting daarvan - van het doel waarvoor de markering is gelegd, of een pictogram (teken van bijlage 5 onder A en E) dat de betekenis van het gebied aangeeft.

b.v. Gas

b.v.

Illustratie-65676

5. MARKERING LOOP VAN DE VAARGEUL

5.1 Ligging van de vaargeul

Deze tekens zijn geplaatst op die oever van een rivier, waarlangs (het diepste gedeelte van) de vaargeul loopt.

5.1.1. Rechter oever

dagmerk:

vierkant rood teken met horizontale witte band aan boven- en onderzijde, geplaatst op de vlakke zijde

Illustratie-68746

licht:(*) [34]

rood onderbroken licht, met verschillende perioden van de even en de oneven genummerde lichten

Illustratie-68747

kenteken:(*) [35]

opeenvolgende nummering, onafhankelijk van de kleur.

b.v. 1, 2, 4, etc.


5.1.2. Linker oever

dagmerk:

vierkant teken, groen boven en wit onder, geplaatst op de punt

Illustratie-68748

licht:(*) [36]

groen onderbroken licht, met verschillende perioden van de even en de oneven genummerde lichten

Illustratie-68749

kenteken:(*) [37]

opeenvolgende nummering, onafhankelijk van de kleur.

b.v. 3, 5, 6, etc.


5.2. Overgangen

De punten waar de vaargeul van de ene oever naar de andere overgaat kunnen aanvullend als volgt zijn gemarkeerd:

5.2.1. Rechter oever

dagmerk:

vierkant geel teken met verticale zwarte balk in het midden, geplaatst op de vlakke zijde

Illustratie-68750

licht:(*) [38]

geel onderbroken licht

Illustratie-68751

kenteken:(*) [39]

nummering aansluitend aan die van 5.1.1 en 5.1.2

b.v. 8


5.2.2. Linker oever

dagmerk:

vierkant geel teken met verticale diagonale zwarte balk, geplaatst op de punt

Illustratie-68752

licht:(*) [40]

geel onderbroken licht

Illustratie-68753

kenteken:(*) [41]

nummering aansluitend aan die van 5.1.1 en 5.1.2

b.v. 7


5.2.3 Geleidelijnen

Ter markering van een overgang over langere afstand kan op dezelfde oever een stel van de onder 5.2.1 of 5.2.2 genoemde tekens zijn geplaatst, waarvan het achterste teken hoger is dan het voorste. Deze tekens inéén (verticaal boven elkaar) gezien geven de as van de overgang aan.

Illustratie-65677

Opmerking

De hiervoor genoemde lichten kunnen in plaats van de dagmerken voorkomen.

5.3 Lichtenlijnen (geleidelichten)

Volgens hetzelfde principe als onder 5.2.3 genoemd geven geleidelichten, inéén gezien, de as van een aanlooproute vanuit zee of een meer, dan wel het diepste gedeelte van een vaargeul aan. Lichtenlijnen worden toegepast in gevallen waar andere vaarwatermarkering onvoldoende leiding geeft of ontbreekt. De lichten zijn doorgaans synchroon brandende periodelichten van dezelfde kleur; het hoge licht kan evenwel een vast licht zijn. De kleur is meestal wit; ter betere onderscheiding (achtergrondverlichting, meerdere lichtenlijnen naast elkaar) kunnen ook andere kleuren worden toegepast.

Illustratie-65678

5.4 Sectorlichten

Deze dienen eveneens als geleidelichten. Bij een sectorlicht is de lichtbundel verdeeld in één of meer witte en rode en/of groene sectoren. In het algemeen geeft een witte sector de ligging van het vaarwater aan ten opzichte van ondiepten en/of oevers, die gedekt worden door de naastliggende groene of rode sectoren. Aangezien de aldus gemarkeerde gevaren meestal op verschillende afstanden van het licht zijn gelegen, is plaatselijke bekendheid of het raadplegen van een kaart onontbeerlijk voor de juiste interpretatie van dergelijke lichten.

Illustratie-65679

6. MARKERING OP BREDE VAARWATERS EN MEREN

Op brede vaarwaters en meren kunnen ook de volgende markeringen worden toegepast.

6.1. Cardinale markering

Deze markering wordt gebruikt in samenhang met het kompas en geeft aan waar zich, ten opzichte van een gevaar, bevaarbaar water bevindt. De markeringen worden genoemd naar het kwadrant waarin ze liggen; deze benaming duidt tevens de zijde aan waarlangs de markering moet worden gepasseerd. De kwadranten liggen tussen de volgende peilingslijnen, gezien vanuit het te markeren punt:

Noord kwadrant: tussen NW en NO,

Oost kwadrant: tussen NO en ZO,

Zuid kwadrant: tussen ZO en ZW,

West kwadrant : tussen ZW en NW.

De belangrijkste kenmerken van de cardinale markering zijn het topteken, altijd bestaande uit twee kegels, en het licht, bestaande uit een (groep-) flikkerlicht (Q) of snelflikkerlicht (VQ).

Illustratie-68754

6.1.1. Noord Cardinaal betonningsvoorwerp

vorm:

pilaar, ton, sparboei, drijf- of kopbaken

kleur:

zwart boven geel

topteken:

2 boven elkaar geplaatste zwarte kegels met de toppen naar boven gericht

licht:(*) [42]

- kleur: wit

- karakter: VQ of Q

kenteken:

de naam - of een afkorting daarvan - van het gemarkeerde gevaar


6.1.2. Oost Cardinaal betonningsvoorwerp

vorm:

pilaar, ton, sparboei, drijf- of kopbaken

kleur:

zwart met één brede gele horizontale band

topteken:

2 boven elkaar geplaatste zwarte kegels met de basis naar elkaar toe gericht

licht:(*) [43]

- kleur: wit

- karakter: VQ (3) 5 s. of

Q (3) 10 s.

kenteken:

e naam - of een afkorting daarvan - van het gemarkeerde gevaar


6.1.3. Zuid Cardinaal betonningsvoorwerp

vorm:

pilaar, ton, sparboei, drijf- of kopbaken

kleur:

geel boven zwart

topteken:

2 boven elkaar geplaatste zwarte kegels met de toppen naar beneden gericht

licht:(*) [44]

- kleur: wit

karakter: VQ (6) + LFl 10 s. of

Q (6) + LFl 15 s.

kenteken:

de naam - of een afkorting daarvan - van het gemarkeerde gevaar


6.1.4. West Cardinaal betonningsvoorwerp

vorm:

pilaar, ton, sparboei, drijf- of kopbaken

kleur:

geel met één brede zwarte horizontale ban

topteken:

2 boven elkaar geplaatste zwarte kegels met de toppen naar elkaar toe gericht

licht:(*) [45]

- kleur: wit

- karakter: VQ (9) 10 s. of

Q (9) 15 s.

kenteken:

de naam - of een afkorting daarvan - van het gemarkeerde gevaar


6.2. Markering van een afzonderlijk gevaar

Deze markering geeft losliggende gevaren aan die beperkt van afmeting zijn en die - op voldoende afstand - rondom passeerbaar zijn. Evenals bij de cardinale markering zijn de belangrijkste kenmerken het topteken, altijd bestaande uit 2 bollen, en het licht, bestaande uit 2 schitteringen.

vorm:

pilaar of sparboei, eventueel drijf- of kopbaken

Illustratie-68755

kleur:

zwart met een brede rode horizontale band

topteken:

2 boven elkaar geplaatste zwarte bollen

licht:(*) [46]

- kleur: wit

Illustratie-68756

- karakter: Fl (2)

kenteken:

de naam - of een afkorting daarvan - van het gemarkeerde gevaar

b.v. boorpijp


6.3. Markering van veilig vaarwater

Deze markering geeft een positie aan waar rondom veilig genavigeerd kan worden. Zij wordt gebruikt om het midden of het diepste gedeelte van een vaarwater, of een aanloop of verkenningspositie aan te geven. Deze betonning wordt in het BPR-gebied zonder topteken toegepast, ter onderscheiding van de scheidingsmarkering (2.1.3).

vorm:

bolvormige boei of ton eventueel sparboei

Illustratie-68757

kleur:

rood-wit verticaal gestreept

licht:(*) [47]

- kleur: wit

Illustratie-68758

- karakter: langzaam,

b.v. Iso (6 of 8 s.),

LFl,

Oc,

Mo (Morsecode) A

kenteken:

de naam - of een afkorting daarvan - van het vaarwater, de aanloop- of verkenningspositie, eventueel opeenvolgend genummerd

b.v. Oosterschelde


7. MARKERING INGANG VAN HAVENS EN AFTAKKINGEN

De ingangen van havens, zijvaarten, aftakkingen, e.d. kunnen als volgt zijn gemarkeerd (invarend gezien):

7.1 Indien voorzien van lichten

7.1.1 Bakboordszijde

dagmerk:

rood-wit horizontaal gestreepte (cilindervormige) lichtopstand

Illustratie-65680

licht:

rood vast licht 1 [48]of rood flikkerlicht

Illustratie-65681

7.1.2 Stuurboordszijde

dagmerk:

groen-wit horizontaal gestreepte (kegelvormige) lichtopstand

Illustratie-65682

licht:

groen vast licht 1 [49]of groen flikkerlicht

Illustratie-65683

7.2 Indien niet voorzien van lichten

7.2.1 Bakboordszijde

dagmerk

rood-wit horizontaal gestreepte paal met rood cilindervormig topteken

Illustratie-65684

7.2.2 Stuurboordszijde

dagmerk

rood-wit horizontaal gestreepte paal met rood cilindervormig topteken

Illustratie-65685

Bijlage 9. Marifoonverplichting en radarvaart

De vaarwegen, bedoeld in artikel 4.05, derde en vierde lid, artikel 6.29, derde lid, artikel 6.33, tweede lid, en artikel 9.07, eerste en tweede lid, zijn:

1.
de Maasmond, alsmede de havens aan deze vaarweg;
2.
de Nieuwe Waterweg, alsmede de havens aan deze vaarweg;
3.
de Nieuwe Maas, alsmede de havens aan deze vaarweg;
4.
de Koningshaven, alsmede de havens aan deze vaarweg;
5.
de Hollandsche IJssel;
6.
het Zuiddiepje, alsmede de havens aan deze vaarweg;
7.
de Oude Maas, alsmede de havens aan deze vaarweg;
8.
het Hartelkanaal, alsmede de havens aan deze vaarweg;
9.
het Calandkanaal, alsmede de havens aan deze vaarweg;
10.
het Beerkanaal, alsmede de havens aan deze vaarweg;
11.
de Noord;
12.
de Beneden-Merwede;
13.
de Boven-Merwede;
14.
de Nieuwe Merwede;
15.
de Dordtsche Kil en daarop aansluitend de vaarweg naar het Industrie- en Havenschap Moerdijk, alsmede de havens aan deze vaarwegen en de haven van dat Industrie- en Havenschap;
16.
het Zuid-Hollandsch Diep;
17.
het Hollandsch Diep;
18.
de Schelde-Rijnverbinding;
19.
het Volkerak, het Zuid-Vlije en de Krammer beoosten de Krammersluizen;
20.
het vaarwater van de Krammer, Zijpe, Keeten en Oosterschelde tussen de Krammersluizen en de ingang van het Kanaal door Zuid-Beveland;
21.
het Kanaal door Zuid-Beveland;
22.
het Noordzeekanaal en de zijkanalen daarvan met inbegrip van de Voorzaan noordwaarts tot aan de Zaansluizen en het IJ, alsmede de havens aan deze vaarwegen;
23.
de vaarweg ten westen van de Noordzeesluizen te IJmuiden;
24.
het Afgesloten-IJ;
25.
het betonde vaarwater van het Buiten-IJ;
26.
het Amsterdam-Rijnkanaal;
27.
het Lekkanaal;
28.
de Geldersche IJssel;
29.
de Twenthekanalen;
30.
het Keteldiep;
31.
de vaarweg tussen de zee en de haven van Den Helder, alsmede deze haven;
32.
de vaarwegen tussen de zee en de havens aan de Waddenzee, alsmede de havens, niet zijnde voorhavens van sluizen;
33.
de havens van Termunten, van Delfzijl, van Hefshuizen (Eemshaven) en van Scheveningen;
34.
de havens en voorhavens die met de Westerschelde in open verbinding staan.

Bijlage 10

De vaarwegen, bedoeld in artikel 9.01, zijn:

1.
het Calandkanaal;
2.
het Beerkanaal;
3.
het Hartelkanaal.

Bijlage 11

De vaarwegen, bedoeld in artikel 10.01, eerste lid, zijn:

1.
het Noordzeekanaal en de zijkanalen daarvan met inbegrip van de Voorzaan noordwaarts tot aan de Zaansluizen en het IJ, alsmede de havens aan deze vaarwegen;
2.
de Maasmond, de Nieuwe Waterweg, de Nieuwe Maas, het Beerkanaal, het Calandkanaal en het Hartelkanaal, alsmede de havens aan deze vaarwegen;
3.
de Noord, de Oude Maas, de Dordtsche Kil, daarop aansluitend de vaarweg naar het Industrie- en Havenschap Moerdijk, alsmede de havens aan deze vaarwegen en de haven van dat Industrie- en Havenschap;
4.
de vaarweg tussen de zee en de haven van Den Helder, alsmede deze haven;
5.
de vaarwegen tussen de zee en de havens aan de Waddenzee, alsmede deze havens, niet zijnde voorhavens van sluizen;
6.
de havens van Termunten, van Delfzijl, van Hefshuizen (Eemshaven) en van Scheveningen;
7.
de havens en voorhavens die met de Westerschelde in open verbinding staan.

Bijlage 12. Vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen

De gevaarlijke stoffen in de zin van de IMDG-codeb1 [50], bedoeld in artikel 10.04, eerste lid, zijn:

1.
a. Stoffen van de klasse 1, gevarengroep 1.1 en 1.5, indien het schip in totaal meer vervoert dan 100 kg bruto gewicht;
b.
stoffen van de klasse 1, gevarengroep 1.2, 1.3, 1.4, 1.6 of stoffen van de klasse 5.2; deze laatste voorzover zij overeenkomstig de IMDG-code moeten zijn voorzien van een gevaarsetiket «ontplofbaar», indien het schip in totaal meer vervoert dan 1000 kg bruto gewicht; of
c.
stoffen van de klasse 2, die overeenkomstig de IMDG-code moeten worden voorzien van een gevaarsetiket «giftig», indien het schip in totaal meer vervoert dan 1000 kg bruto gewicht.
2.
Stoffen van alle klassen, indien zij worden vervoerd door een tankschip.
3.
Voor tankschepen worden onder de in het tweede lid bedoelde gevaarlijke stoffen mede verstaan de gevaarlijke gassen die zijn ontstaan tijdens het vervoer van die stoffen en die zich nog in die tanks bevinden.

Bijlage 13. Toegestane afmetingen van schepen op de vaarwegen bedoeld in artikel 9.02, eerste lid

Vaarweg

lengte

in m

Breedte in m

Diepgang

Fryslân

   

Haven Terschelling

85

12,00

3,40

Haven Vlieland

60

10,00

3,40

Vaarweg tussen zee en Harlingen, via het Stortemelk, de Vliestroom, de Blauwe Slenk en het vaarwater langs de Pollendam

140

 

6,00

    

Overijssel

   

Zijkanaal naar Almelo van de Twenthekanalen

110

9,75

2,50

Kanaal Zutphen-Enschede van de Twenthekanalen

   

- Geldersche IJssel- zwaaikom Lochem (km 17)

110

11,50

2,801 [51]

- Zwaaikom Lochem - Enschede

110

9,75

2,60

    

Overijssel/Gelderland

   

Geldersche IJssel15 [52] en Keteldiep

110

12,00

 

Zwolle-IJsselkanaal

110

12,00

3,252 [53]

Overijsselsche Vecht

   

- gedeelte rijksweg 28 - stuw Junne

35

5,00

1,00

Meppelerdiep

   

- van Zwarte Water via Meppelerdiep-sluis - Kaapbrug

110

12,00

3,252 [54]

- via Grote Kolksluis

67

8,20

2,802 [55]

Zwarte Water

110

12,00

3,252 [56]

Zwolsche Diep

110

12,00

3,002 [57]

Zwanendiep

110

12,00

2,702 [58]

Ramsdiep

110

11,50

3,002 [59]

    

Noord-Holland

   

Haven Oudeschild

90

<12,50

4,50

De betonde vaarwateren tussen zee en Den Helder

  

9.00

Marinehaven Willemsoord

200

 

8.00

Oranjesluizencomplex

   

- Noordersluis

70

13,50

3,5014 [60]

- Middensluis

90

17,50

3,5014 [61]

- Zuidersluis

70

13,50

3,5014 [62]

- Prins Willem Alexandersluis

200

23,00

3,5014 [63]

Noordzeekanaal en Noordzeesluizen te IJmuiden

325

43,00

13,10

- 1e Rijksbinnenhaven

  

3,50

- 2e Rijksbinnenhaven

  

5,70

- 3e Rijksbinnenhaven

  

6,50

- Kruithaven, buitenzijde (meerstoelen)

  

9,10

- Zijkanaal B

  

1,80

- Zijkanaal C

 

11,40

3,00

- Zijkanaal D

  

3,00

- Zijkanaal E

  

2,20

- Zijkanaal G over een lengte van 1000 m gemeten uit de as van het Noordzeekanaal

  

8,00

- Zijkanaal H

  

1,30

Haven Marken

55

6,60

2,00

    

Flevoland

   

IJsselmeer

   

- Houtribsluis

190

17,50

3,50

- Krabbersgatsluis

110

11,60

3,50

- Lorentzsluizen:

   

grote sluis

120

13,00

3,503 [64]

kleine sluis

67

8,20

3,503 [65]

- Stevinsluis

120

13,00

3,503 [66]

- Noorderhaven Breezanddijk

50

11,50

2,803 [67]

- Zuiderhaven Breezanddijk

95

11,50

2,503 [68]

- Buiten- en voorhavens Den Oever en Kornwerderzand

120

13,00

3,503 [69]

Randmeren Flevoland

   

- Nijkerkersluis

85

9,50

2,50

- Hardersluis

60

6,90

2,50

- Roggebotsluis

85

9,50

2,50

    

Noord-Holland/Utrecht

   

Buitenhaven van Muiden en toegangsgeul

   

- Groote Zeesluis - IJmeer

45

7,50

1,80

Amsterdam-Rijnkanaal

200

23,50

4,00

Lekkanaal

200

17,70

3,5025 [70]

Merwedekanaal (benoorden de Lek)

110

11,50

2,8018 [71]

Gekanaliseerde Hollandsche IJssel

   

- Doorslagsluis - km 2,2

39

5,45

1,7519 [72]

- km 2,2 - Oudewater (km 17,9)

39

5,45

1,75

- km 17,9 - Haastrechtse brug

39

5,45

1,90

    

Zuid-Holland

   

Hollandsche IJssel

   

- van km 0.0 tot km 1.1

39

5,45

2,5020 [73]

- van km 1.1 tot km 3.4

110

11,50

3,1520 [74]

- van km 3.4 tot km 4.5

110

11,50

3,6020 [75]

- van km 4.5 tot km 7.0

110

11,50

4,0520 [76]

- van km 7.0 tot km 19.7

110

11,50

4,7020 [77]

Oude Maas (zeevaart)

175

25

8,80

Dordtsche Kil en de daarop aansluitende vaarweg naar de havens van het Industrie- en Havenschap Moerdijk (zeevaart)

175

25,00

8,00

Volkeraksluizen

200

23,50

4,75

Boven-Merwede/Beneden-Merwede/ Nieuwe Merwede/Noord/Oude Maas/Dordtsche Kil/ Hollandsch Diep/Amer/Haringvliet

   

- algemeen

200

23,50

 

- duwstellen in afvaart brede formatie (gedeelte vóór de duwboot)

153

34,35

 

- duwstellen in opvaart lange formatie (gedeelte vóór de duwboot)

229,50

22,90

 

Beneden-Merwede

  

4,409 [78]

Bergsche Maas

193

17,50

4,0023 [79]

Nieuwe Merwede (Biesboschsluis)

55

6,60

3,20

Noord

  

4,409 [80]

Nieuwe Maas (beheersgebied Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland)

200

23,50

 

- duwstellen in afvaart brede formatie (gedeelte voor de duwboot)

153

34,35

4,50

- duwstellen in opvaart lange formatie (gedeelte voor de duwboot)

229,50

22,90

4,50

Maasmond, Europoort

  

17,40

    

Noord-Brabant

   

(Gekanaliseerde) Dieze

90

12,00

2,5027 [81]

Zuid-Willemsvaart

   

* Orthenbrug – sluis 4

9021

6,70

2,10

* sluis 4 - sluis 13

50,50

 

1,90

Wilhelminakanaal

   

- Amer - sluis I

110

11,50

3,00

- sluis I - sluis II

90

9,50

2,70

- sluis II - industriehaven Loven

63

7,20

2,10

- industriehaven Loven - Zuid-Willemsvaart

63

7,20

1,90

Markkanaal

90

9,60

2,50

Donge

110

11,50

3,0022 [82]

Oude Maasje

   

- Bergsche Maas - haven Waspik

95

11,50

2,50

- haven Waspik - haven Sprang Capelle

60

6,60

2,50

    

Zeeland

   

Volkerak/Zuid-Vlije/Krammer/ Zijpe/Mastgat/Keeten/ Oosterschelde

200

23,50

 

Schelde-Rijnverbinding

200

23,50

4,00

Krammersluizen

200

23,50

4,758 [83]

Kanaal door Zuid-Beveland

200

23,50

4,758 [84]

Veerse Meer

130

18,00

 

Roompotsluis

95

14,50

5,009 [85]

Bergsediepsluis

34

6,00

2,004 [86]

Handelshaven Breskens5 [87]

95

  

Veerhaven Terneuzen

80

9,50

 
    

Limburg

   

Maas

   

- van km 8,650 – invaart Julianakanaal

137,50

14,00

3,00

- van km 64,5 – 67,9

110

12,00

2,80

- sluis Linne

137,50

13,50

3,0016 [88]

> 137 m

193

13,50

3,0016 [89]

- sluis Roermond

137,50

13,50

3,0017 [90]

> 137,50 m

193

13,50

3,0017 [91]

- sluis Belfeld oude:

137,50

13,50

3,0011 [92]

> 137,50 m

193

13,50

3,0011 [93]

nieuwe:

137,50

15,50

3,00

- sluis Sambeek oude:

137,50

13,50

3,0012 [94]

> 137,50 m

193

13,50

3,0012 [95]

nieuwe:

137,50

15,50

3,00

- sluis Grave

137,50

15,50

3,20

- Prinses Maxima sluizen te Lith

   

zuidkolk

113,50

13,50

3,506 [96]

noordkolk

193

17,50

4,0023 [97]

- Maasbracht (km 67,7)

   

– sluis Sambeek

   

> 137,50 m

193

13,50

3,00

- Traject Sambeek – km 226,5

   

> 137,50 m

193

13,50

3,20

Julianakanaal

   

- Gekanaliseerde Maas - Beatrixhaven

137,50

14,00

3,00

- Beatrixhaven - haven Stein

110

12,00

3,00

> 110 m 26 [98]

137,50

11,50

3,00

- Haven Stein - sluis Born

137,50

14,00

3,00

oude sluis Born

132,50

13,50

3,00

- sluis Born – km 36,6

137,50

15,50

3,00

- sluis Maasbracht - km 36,6

137,50

15,50

3,00

> 137,50 m

193

13,50

3,00

Lateraalkanaal Linne-Buggenum

   

> 137,50 m

193

13,50

3,00

Sluis Heel

137,50

15,50

3,00

Maas-Waalkanaal

   

Maas – Maas-Waalkanaal km 10,7

137,50

15,50

3,2024 [99]

> 137 m

193

13,50

3,2024 [100]

km 10,7 – Waal

193

15,50

3,7013 [101]

Kanaal van Sint Andries

110

13,50

3,507 [102]

Verbindingskanaal in het Bossche Veld

80

8,30

2,50

> 80 m 26 [103]

86

8,30

2,50

Zuid-Willemsvaart

   

sluis 19 - Verbindingskanaal

20

4,50

1,65

Verbindingskanaal – Smeermaas

80

8,30

2,50

> 80 m 26 [104]

86

8,30

2,50

Belgische grens nabij Loozen

   

via sluis 16 en 15 tot sluis 13

65

7,25

2,10

sluis 15 – Randwegbrug

95

9,50

2,10

Kanaal Wessem - Nederweert

   

- km 0,00 - km 0,85

137,50

15,50

3,20

- km 0,85 - km 2,20

95

9,50

2,50

- km 2,20 - km 16,30

95

9,50

2,10

oude sluis Panheel

95

7,25

2,10

Noordervaart

   

Sluis Hulzen

62

7,25

1,65


Bijlage 14. Ligplaats nemen

a.
De vaarwegen, bedoeld in artikel 9.03, eerste lid, zijn:
1.
de Oude Maas;
2.
de Noord;
3.
de Boven-Merwede;
4.
de Beneden-Merwede;
5.
de Nieuwe Merwede;
6.
de Dordtsche Kil;
7.
het tot de hoofdbetonning behorende betonde vaarwater van het Hollandsch Diep;
8.
de Nieuwe Maas;
9.
de Nieuwe Waterweg;
10.
de Maasmond;
11.
het Calandkanaal;
12.
het Beerkanaal;
13.
het Hartelkanaal;
14.
de Schelde-Rijnverbinding;
15.
het Kanaal door Zuid-Beveland;
16.
het Veerse Meer;
17.
de tot de hoofdbetonning behorende betonde vaarwaters van het Volkerak, de Zuid-Vlije, het Krammer, het Keeten, het Mastgat en het Zijpe;
18.
van de Oosterschelde: het Engelsche Vaarwater, de Witte Tonnen Vlije en het gedeelte van het Brabantsche Vaarwater ten zuiden van de Witte Tonnen Vlije;
19.
het Tholense Gat, het Bergsche Diep en de Nieuwe Haven;
20.
het Julianakanaal;
21.
het Kanaal Wessem-Nederweert;
22.
de Noordervaart;
23.
het Kanaal Zutphen-Enschede met het Zijkanaal naar Almelo;
24.
het Zwolle-IJsselkanaal;
25.
het Meppelerdiep;
26.
de Hollandsche IJssel;
27.
de gekanaliseerde Hollandsche IJssel;
28.
het Amsterdam-Rijnkanaal;
29.
het Lekkanaal;
30.
het Merwedekanaal (benoorden de Lek)
31.
de Binnen- en Buitenhaven te Stellendam;
32.
het betonde vaarwater in het IJsselmeer, Markermeer en de Gouwzee;
33.
het betonde vaarwater in de Randmeren;
34.
het Buiten-IJ;
35.
het Afgesloten-IJ;
36.
de Binnen- en Buitentoeleidingskanalen en de Binnen- en Buitenspuikanalen naar de Noordzeesluizen te IJmuiden;
37.
de Zijkanalen B, C, D, E, G en H; Zijkanaal G slechts over een lengte van 1000 m gemeten uit de as van het Noordzeekanaal;
38.
de vaarweg ten westen van de Noordzeesluizen te IJmuiden;
39.
de Veerhaven te Terneuzen;
40.
het Maas-Waalkanaal;
41.
het Kanaal van Sint Andries;
42.
het Lateraalkanaal Linne-Buggenum;
43.
het Verbindingskanaal in het Bossche Veld;
44.
de Zuid-Willemsvaart;
45.
de Maas;
46.
de Bergsche Maas;
47.
het Wilhelminakanaal;
48.
het Markkanaal;
49.
de Gekanaliseerde Dieze;
50.
de Donge;
51.
het Krabbersgat;
52.
het Oostvaardersdiep;
53.
het Noordzeekanaal;
54.
de Overijsselse Vecht;
55.
de Geldersche IJssel, met inbegrip van de daarbij behorende oude rivierarmen en aangetakte zijwateren, voorzover in beheer bij het Rijk;
56.
het Keteldiep;
57.
het Zwarte Water.
b.
De vaarwegen, bedoeld in artikel 9.03, vijfde lid, zijn:
1.
het Oostvaardersdiep;
2.
het Veerse Meer.

Bijlage 15. Kleine schepen

a.
De vaarwegen, bedoeld in artikel 9.04, eerste lid, zijn:
1.
de vaarweg ten westen van de Noordzeesluizen te IJmuiden;
2.
het Noordzeekanaal;
3.
de Noord;
4.
de Oude Maas;
5.
de Dordtsche Kil;
6.
het Kanaal door Zuid-Beveland;
7.
het Brabantsche Vaarwater;
8.
de Witte Tonnen Vlije;
9.
de Schelde-Rijnverbinding;
10.
het Kanaal van Sint Andries;
11.
de Boven-Merwede;
12.
de Beneden-Merwede;
13.
de Gekanaliseerde Maas van Maastricht (kmr 12,000) tot Borgharen;
14.
het Julianakanaal;
15.
de Waal;
16.
de Boven-Rijn;
17.
het Pannerdensch Kanaal;
18.
de Neder-Rijn tot kmr 886;
19.
de Geldersche IJssel vanaf de IJsselkop tot aan de monding van het Twenthekanaal;
20.
het Amsterdam-Rijnkanaal;
21.
het Lekkanaal;
22.
het betonde vaarwater van het Buiten-IJ;
23.
het Afgesloten-IJ;
24.
de Nieuwe Maas;
25.
de Nieuwe Waterweg;
26.
de Maasmond;
27.
het Calandkanaal;
28.
het Beerkanaal;
29.
de Koningshaven;
30.
het Zuiddiepje;
31.
het betonde hoofdvaarwater van de Nieuwe Merwede;
32.
het betonde hoofdvaarwater van het Hollandsch Diep;
33.
de Veerhaven te Terneuzen.
b.
de vaarwegen, bedoeld in artikel 9.04, zesde lid, zijn:
1.
het Noordzeekanaal en de zijkanalen daarvan met inbegrip van de Voorzaan noordwaarts tot aan de Zaansluizen en het IJ, alsmede de havens aan deze vaarwegen;
2.
de Maasmond, de Nieuwe Waterweg, de Nieuwe Maas, het Beerkanaal, het Calandkanaal en het Hartelkanaal, alsmede de havens aan deze vaarwegen;
3.
de Noord, de Oude Maas, de Dordtsche Kil, daarop aansluitend de vaarweg naar het Industrie- en Havenschap Moerdijk, alsmede de havens aan deze vaarwegen en de haven van dat Industrie- en Havenschap;
4.
de vaarweg tussen de zee en de haven van Den Helder, alsmede deze haven;
5.
de vaarwegen tussen de zee en de havens aan de Waddenzee, alsmede deze havens, niet zijnde voorhavens van sluizen;
6.
de havens van Termunten, van Delfzijl, van Hefshuizen (Eemshaven) en van Scheveningen;
7.
de havens en voorhavens die met de Westerschelde in open verbinding staan;
8.
de Boven-Merwede;
9.
de Beneden-Merwede;
10.
de Nieuwe Merwede;
11.
het betonde vaarwater van het Hollandsch Diep;
12.
het Volkerak;
13.
het Zuid-Vlije;
14.
de Krammer;
15.
het Mastgat;
16.
het Keeten;
17.
de Oosterschelde;
18.
het Amsterdam-Rijnkanaal;
19.
het Lekkanaal.

Bijlage 16. Zeilplanken

De vaarwegen, bedoeld in artikel 9.05, eerste lid, zijn:

1.
het Lateraalkanaal Linne-Buggenum;
2.
de Gekanaliseerde Maas te Maastricht van kmr 8,800-12,000;
3.
het Maas-Waalkanaal;
4.
de Gekanaliseerde Maas benedenstrooms van Maasbracht tot aan het splitsingspunt met de voorhaven van de sluis te Heumen, met uitzondering van het gedeelte van de sluis te Linne tot de sluis nabij Roermond;
5.
de Bergsche Maas;
6.
het betonde vaarwater van de Nieuwe Merwede;
7.
het betonde vaarwater van het Hollandsch Diep;
8.
de Schelde-Rijnverbinding;
9.
het Kanaal door Zuid-Beveland;
10.
het Brabantsche Vaarwater;
11.
de Witte Tonnen Vlije;
12.
het betonde vaarwater van: het Volkerak, het Zuid-Vlije, de Krammer, het Zijpe, het Mastgat en het Keeten;
13.
de Oosterschelde tussen Wemeldinge en de zuidelijke inloop van het Brabantsche Vaarwater;
14.
de Lek vanaf de bovenstroomse zijde van het splitsingspunt met het Lekkanaal;
15.
de Hollandsche IJssel benedenstrooms van de voorhaven van de Julianasluis;
16.
de Buiten-, Voor- en Binnenhavens behorende bij de sluizen in de Afsluitdijk;
17.
het Krabbersgat;
18.
het Oostvaardersdiep;
19.
de Dordtsche Kil;
20.
de Beneden-Merwede;
21.
de Boven-Merwede;
22.
het Lekkanaal;
23.
het Amsterdam-Rijnkanaal;
24.
de Geldersche IJssel vanaf de IJsselkop tot aan de monding van het Twenthekanaal;
25.
de Oude Maas;
26.
de Noord.

Bijlage 17. Manoeuvreerbaarheid van schepen en samenstellen

a.
De vaarwegen, bedoeld in artikel 9.06, eerste lid, zijn:
1.
het Hartelkanaal;
2.
de Nieuwe Maas;
3.
de Oude Maas;
4.
de Dordtse Kil;
5.
het Hollandsch Diep;
6.
de Nieuwe Merwede;
7.
de Beneden-Merwede;
8.
de Boven-Merwede;
9.
de Amer.
b.
De vaarwegen, bedoeld in artikel 9.06, derde lid, zijn:
1.
de Schelde-Rijnverbinding;
2.
het Kanaal door Zuid-Beveland;
3.
het Veerse Meer;
4.
het Brabantsche Vaarwater;
5.
de Witte Tonnen Vlije;
6.
het Afgesloten-IJ;
7.
het Buiten-IJ.
c.
De vaarwegen, bedoeld in artikel 9.06, vierde lid, zijn:
1.
de Twenthekanalen;
2.
het Zwolle-IJsselkanaal;
3.
het Meppelerdiep, vanaf het Zwarte Water tot aan de Kaapbrug;
4.
het Zwarte Water;
5.
het Zwolsche Diep;
6.
het Zwanendiep;
7.
het Ramsdiep;
8.
de Geldersche IJssel;
9.
het Keteldiep.
d.
De vaarwegen, bedoeld in artikel 9.06, vijfde lid, zijn:
1.
de Maas, tussen km 67,7 en km 226,50;
2.
het Julianakanaal, tussen km 34,2 en km 36,6;
3.
het Maas-Waalkanaal, tussen de aansluiting aan de Maas en de sluis te Weurt.

Bijlage 18. Varend bunkeren

De vaarwegen, bedoeld in artikel 9.08, zijn:

1.
de Waddenzee;
2.
de Oosterschelde (met inbegrip van de Zandkreek), het Keeten, het Mastgat, het Zijpe en het Krammer bewesten de Krammersluizen.




Voetnoten:

1

Niet verplicht

1 [2]

Niet verplicht

2 [3]

Bij een samenstel moet het geluidssein slechts worden gegeven door het schip aan boord waarvan zich de schipper van het samenstel bevindt. (art. 6.32, lid 6 en art. 6.33, lid 1)

*) [4]

Het gebruik van twee boven elkaar geplaatste borden, lichten of vlaggen duidt een verbod van langere duur aan.

*) [5]

Het gebruik van twee boven elkaar geplaatste borden, lichten of vlaggen duidt een verbod van langere duur aan.

*) [6]

Het gebruik van twee boven elkaar geplaatste borden, lichten of vlaggen duidt een verbod van langere duur aan.

* [7]

De maat waarmede de hoogte is verminderd kan worden vermeld op een onderbord (Zie voorbeeld bij F.3)

* [8]

Bij een vaste brug met slechts één doorvaartopening kan een geel licht boven die doorvaartopening zijn aangebracht als oriënteringslicht

(*) [9]

in meters, tenzij anders vermeld.

(*) [10]

in meters, tenzij anders vermeld.

(*) [11]

Niet gemarkeerde brugopeningen kunnen op eigen risico worden gebruikt.

(**) [12]

Bij een vaste brug met slechts één doorvaartopening kan een geel licht boven die doorvaartopening zijn aangebracht als oriënteringslicht

1 [13]

indien aanwezig

1 [14]

indien aanwezig

2 [15]

m.u.v. kop-, steek- en walbakens

1 [16]

indien aanwezig

1 [17]

indien aanwezig

2 [18]

m.u.v. kop-, steek- en walbakens

3 [19]

- in de Waddenzee wordt thans de markering volgens het Maritieme Betonningsstelsel A (IALA) toegepast.

1 [20]

indien aanwezig

2 [21]

m.u.v. kop-, steek- en walbakens

3 [22]

<<van boven naar beneden>> gerekend.

1 [23]

indien aanwezig

2 [24]

m.u.v. kop-, steek- en walbakens

3 [25]

<<van boven naar beneden>> gerekend.

1 [26]

indien aanwezig

2 [27]

m.u.v. kop-, steek- en walbakens

1 [28]

indien aanwezig

1 [29]

indien aanwezig

1 [30]

indien aanwezig

* [31]

indien aanwezig

* [32]

indien aanwezig

* [33]

indien aanwezig

(*) [34]

indien aanwezig

(*) [35]

indien aanwezig

(*) [36]

indien aanwezig

(*) [37]

indien aanwezig

(*) [38]

indien aanwezig

(*) [39]

indien aanwezig

(*) [40]

indien aanwezig

(*) [41]

indien aanwezig

(*) [42]

indien aanwezig

(*) [43]

indien aanwezig

(*) [44]

indien aanwezig

(*) [45]

indien aanwezig

(*) [46]

indien aanwezig

(*) [47]

indien aanwezig

1 [48]

In deze gevallen wordt ter betere ondersdcheiding van andere vaarwegmarkeringen afgeweken van het onder 1.3.3 beschreven beginsel

1 [49]

In deze gevallen wordt ter betere ondersdcheiding van andere vaarwegmarkeringen afgeweken van het onder 1.3.3 beschreven beginsel

b1 [50]

IMDG-code: International Maritime Dangerous Goods Code.

1 [51]

Op het pand Geldersche IJssel - Eefde (voorpand) evenveel minder dan 2,80 m als de buitenwaterstand sluis Eefde lager is dan NAP + 3,20 m.

15 [52]

Schepen die gebruik maken van de hefopening in de spoor- en verkeersbrug Zutphen (km 928.150) moeten rekening houden met de volgende beperkingen: a. de bodem ligt op ca. NAP + 0,50 m, d.w.z. ongeveer 0,50 cm hoger dan overigens in dat riviervak; b. de bodembreedte op NAP +0,50 m is slechts 8,00 m; c. eerst op ca NAP + 2,50 m is een breedte van 12 m aanwezig; d. bij doorvaart hiervan is een sterke waterspiegeldaling mogelijk.

2 [53]

Bij waterstand = NAP of zoveel minder dan de waterstand lager is dan NAP. De drempeldiepte van de Meppelerdiep-brug ligt op NAP – 3,50 m. De keersluis in Zwartsluis wordt gesloten bij een waterstand hoger dan NAP + 0,50 m en bij een waterstand lager dan NAP – 0,50 m.

2 [54]

Bij waterstand = NAP of zoveel minder dan de waterstand lager is dan NAP. De drempeldiepte van de Meppelerdiep-brug ligt op NAP – 3,50 m. De keersluis in Zwartsluis wordt gesloten bij een waterstand hoger dan NAP + 0,50 m en bij een waterstand lager dan NAP – 0,50 m.

2 [55]

Bij waterstand = NAP of zoveel minder dan de waterstand lager is dan NAP. De drempeldiepte van de Meppelerdiep-brug ligt op NAP – 3,50 m. De keersluis in Zwartsluis wordt gesloten bij een waterstand hoger dan NAP + 0,50 m en bij een waterstand lager dan NAP – 0,50 m.

2 [56]

Bij waterstand = NAP of zoveel minder dan de waterstand lager is dan NAP. De drempeldiepte van de Meppelerdiep-brug ligt op NAP – 3,50 m. De keersluis in Zwartsluis wordt gesloten bij een waterstand hoger dan NAP + 0,50 m en bij een waterstand lager dan NAP – 0,50 m.

2 [57]

Bij waterstand = NAP of zoveel minder dan de waterstand lager is dan NAP. De drempeldiepte van de Meppelerdiep-brug ligt op NAP – 3,50 m. De keersluis in Zwartsluis wordt gesloten bij een waterstand hoger dan NAP + 0,50 m en bij een waterstand lager dan NAP – 0,50 m.

2 [58]

Bij waterstand = NAP of zoveel minder dan de waterstand lager is dan NAP. De drempeldiepte van de Meppelerdiep-brug ligt op NAP – 3,50 m. De keersluis in Zwartsluis wordt gesloten bij een waterstand hoger dan NAP + 0,50 m en bij een waterstand lager dan NAP – 0,50 m.

2 [59]

Bij waterstand = NAP of zoveel minder dan de waterstand lager is dan NAP. De drempeldiepte van de Meppelerdiep-brug ligt op NAP – 3,50 m. De keersluis in Zwartsluis wordt gesloten bij een waterstand hoger dan NAP + 0,50 m en bij een waterstand lager dan NAP – 0,50 m.

14 [60]

Bij een waterstand van NAP – 0,50 m of hoger of zoveel minder als de waterstand lager is dan NAP – 0,50 m.

14 [61]

Bij een waterstand van NAP – 0,50 m of hoger of zoveel minder als de waterstand lager is dan NAP – 0,50 m.

14 [62]

Bij een waterstand van NAP – 0,50 m of hoger of zoveel minder als de waterstand lager is dan NAP – 0,50 m.

14 [63]

Bij een waterstand van NAP – 0,50 m of hoger of zoveel minder als de waterstand lager is dan NAP – 0,50 m.

3 [64]

Bij een waterstand op de Waddenzee gelijk aan of boven NAP of op het IJsselmeer gelijk aan of boven NAP – 0,50 m dan wel evenveel minder dan de waterstand lager is dan NAP respectievelijk NAP – 0,50 m.

3 [65]

Bij een waterstand op de Waddenzee gelijk aan of boven NAP of op het IJsselmeer gelijk aan of boven NAP – 0,50 m dan wel evenveel minder dan de waterstand lager is dan NAP respectievelijk NAP – 0,50 m.

3 [66]

Bij een waterstand op de Waddenzee gelijk aan of boven NAP of op het IJsselmeer gelijk aan of boven NAP – 0,50 m dan wel evenveel minder dan de waterstand lager is dan NAP respectievelijk NAP – 0,50 m.

3 [67]

Bij een waterstand op de Waddenzee gelijk aan of boven NAP of op het IJsselmeer gelijk aan of boven NAP – 0,50 m dan wel evenveel minder dan de waterstand lager is dan NAP respectievelijk NAP – 0,50 m.

3 [68]

Bij een waterstand op de Waddenzee gelijk aan of boven NAP of op het IJsselmeer gelijk aan of boven NAP – 0,50 m dan wel evenveel minder dan de waterstand lager is dan NAP respectievelijk NAP – 0,50 m.

3 [69]

Bij een waterstand op de Waddenzee gelijk aan of boven NAP of op het IJsselmeer gelijk aan of boven NAP – 0,50 m dan wel evenveel minder dan de waterstand lager is dan NAP respectievelijk NAP – 0,50 m.

25 [70]

Bij een waterstand van NAP –0,40 m of zoveel minder als de waterstand lager is dan NAP – 0,40 m.

18 [71]

Bij een waterstand van NAP – 0,40 m op het Amsterdam-Rijnkanaal of hoger of zoveel minder als de waterstand lager is. Bij een waterstand van NAP +1,35 m of hoger of zoveel minder als de waterstand op de Lek bij de Koninginnesluis is.

19 [72]

Bij een waterstand van NAP + 0,50 m of hoger of zoveel minder als de waterstand is bij de Doorslagsluis te Nieuwegein.

20 [73]

Bij een waterstand t.o.v. NAP, of zoveel hoger of zoveel minder als de waterstand t.o.v. NAP.

20 [74]

Bij een waterstand t.o.v. NAP, of zoveel hoger of zoveel minder als de waterstand t.o.v. NAP.

20 [75]

Bij een waterstand t.o.v. NAP, of zoveel hoger of zoveel minder als de waterstand t.o.v. NAP.

20 [76]

Bij een waterstand t.o.v. NAP, of zoveel hoger of zoveel minder als de waterstand t.o.v. NAP.

20 [77]

Bij een waterstand t.o.v. NAP, of zoveel hoger of zoveel minder als de waterstand t.o.v. NAP.

9 [78]

Bij een waterstand = NAP of zoveel minder als de waterstand lager is dan NAP.

23 [79]

Bij een waterstand van NAP of zoveel minder als de buitenwaterstand in het benedentoeleidingskanaal lager is dan NAP.

9 [80]

Bij een waterstand = NAP of zoveel minder als de waterstand lager is dan NAP.

27 [81]

Bij een waterstand van NAP +0,50 m of hoger of zoveel minder als de waterstand beneden NAP + 0,50 m.

22 [82]

Bij een waterstand van NAP + 0,50 m of hoger of zoveel minder als de waterstand beneden NAP + 0,50 m. is.

8 [83]

Bij een waterstand hoger dan of gelijk aan NAP – 0,75m of zoveel minder als de waterstand lager is dan NAP – 0,75 m.

8 [84]

Bij een waterstand hoger dan of gelijk aan NAP – 0,75m of zoveel minder als de waterstand lager is dan NAP – 0,75 m.

9 [85]

Bij een waterstand = NAP of zoveel minder als de waterstand lager is dan NAP.

4 [86]

Bij waterstand Oosterschelde-zijde NAP – 1,50 m of hoger.

5 [87]

Kielspeling 10 % van de waterdiepte.

16 [88]

Of zoveel minder als de waterstand in het benedentoeleidingskanaal lager is dan NAP + 16,95 m.

16 [89]

Of zoveel minder als de waterstand in het benedentoeleidingskanaal lager is dan NAP + 16,95 m.

17 [90]

Of zoveel minder als de waterstand in het benedentoeleidingskanaal lager is dan NAP + 14,20 m.

17 [91]

Of zoveel minder als de waterstand in het benedentoeleidingskanaal lager is dan NAP + 14,20 m.

11 [92]

Of zoveel minder als de waterstand in het benedentoeleidingskanaal lager is dan NAP + 10,95 m.

11 [93]

Of zoveel minder als de waterstand in het benedentoeleidingskanaal lager is dan NAP + 10,95 m.

12 [94]

Of zoveel minder als de waterstand in het benedentoeleidingskanaal lager is dan NAP + 7,70 m.

12 [95]

Of zoveel minder als de waterstand in het benedentoeleidingskanaal lager is dan NAP + 7,70 m.

6 [96]

Bij een waterstand NAP + 1 m of zoveel minder als de buitenwaterstand in het benedentoeleidingskanaal lager is dan NAP + 1 m.

23 [97]

Bij een waterstand van NAP of zoveel minder als de buitenwaterstand in het benedentoeleidingskanaal lager is dan NAP.

26 [98]

Schepen of duwstellen langer dan 110 m moeten zijn uitgerust met een actieve kopbesturing.

24 [99]

Bij een waterstand NAP + 7,70 m of zoveel minder als de waterstand bij sluis Heumen aan de Maaszijde lager is dan NAP + 7,70 m.

24 [100]

Bij een waterstand NAP + 7,70 m of zoveel minder als de waterstand bij sluis Heumen aan de Maaszijde lager is dan NAP + 7,70 m.

13 [101]

Of zoveel minder als de buiten- of de binnenwaterstand lager is dan NAP + 7,20 m.

7 [102]

Bij een waterstand NAP + 1 m of zoveel minder als de waterstand bij sluis St. Andries v.w.b. de Maaszijde lager is dan NAP + 1 m dan wel v.w.b. de Waalzijde lager is dan NAP + 2 m.

26 [103]

Schepen of duwstellen langer dan 110 m moeten zijn uitgerust met een actieve kopbesturing.

26 [104]

Schepen of duwstellen langer dan 110 m moeten zijn uitgerust met een actieve kopbesturing.